Mijn zoektocht naar de herkomst van de namen van planten uit mijn tuin gaat alsmaar verder.
Er is nog zoveel te ontdekken over de personen en plaatsen die in plantennamen worden gebruikt. Ik zal wel proberen de serie te beperken tot 10 afleveringen. Dan zitten we al in 2024…..
Tradescantia x andersoniana ‘Sweet Kate’ Tradescantia x andersoniana ‘Sweet Kate’ (Eendagsbloem).
Het plantengeslacht Tradescantia is door Linnaeus vernoemd naar twee Britse hoveniers: John Tradescant (ca. 1570 – 1638) en zijn zoon John Tradescant jr. (1608 – 1662). Zij waren tuinlieden aan het hof van koning Charles I. John Tradescant jr. als tuinman afgebeeld.
Portret toegeschreven aan Thomas de Critz, Ashmolean Museum, University of Oxford. In opdracht van de koning ondernam John jr. drie verzamelexpedities naar de nieuwe Britse kolonie Virginia (nu een Amerikaanse staat). Daarvandaan bracht hij in 1629 de eerste Tradescantia naar Europa: Tradescantia virginiana (Virginische Tradescantia). Vader en zoon Tradescant introduceerden veel nieuwe planten in de Engelse paleistuinen, zoals Tulpenboom, Magnolia’s, Asters en Floxen.
Het tweede deel van de plantennaam is genoemd naar Edgar Shannon Anderson (1897-1969), een Amerikaanse botanicus die zich vooral wijdde aan de erfelijkheidsleer bij planten.
Hij studeerde tuinbouw en plantkunde aan het Michigan State College en behaalde een doctorstitel en een graad in genetica aan de Harvard-universiteit. Zijn passies waren lesgeven en onderzoek. Hij werkte zijn hele leven op universiteiten en tuinbouwinstituten en in botanische tuinen.
In 1967 ging hij met pensioen. Tussen 1934 en 1938 hield hij zich bezig met kruisingsproeven met Tradescantiasoorten. Zo is de kruising Tradescantia X andersoniana ontstaan, met genen van de soorten Tradescantia ohiensis (Ohio-Tradescantia), Edgar Shannon Anderson T. subaspera (Zigzag-Tradescantia) en uit: The Daily Gardener T. virginiana (Virginische Tradescantia). Wyoming Blijft over de vraag: Wie is of was Sweet Kate? (die van de cultivarnaam)
Daar zullen we waarschijnlijk nooit achter komen. Penstemon ‘Andenken an Friedrich Hahn’ (Slangenkop). Volgens de RHS (Royal Horticultural Society) is deze plant genoemd naar de 18de eeuwse Duitse sterrenkundige graaf Friedrich (von) Hahn.
In Engelstalige gebieden noemt men hem liever Penstemon ‘Garnet’, maar volgens de regels van de naamgeving van planten (de nomenclatuur) is alleen de oudste naam geldig. De cultivar zou ontstaan zijn in Zwitserland. Maar waarom heeft deze plant dan de naam van een Duitse astronoom gekregen, die niets met planten van doen had? Het leek me daarom verstandig om eens te zoeken naar anderen met de naam Friedrich (von) Hahn.
Hoewel er genoeg personen met deze naam op het internet te vinden zijn, komt er volgens mij geen enkele in aanmerking om te worden geëerd met een eigen plant. We gaan er dus maar van uit dat de RHS de juiste persoon als naamgever noemt. Friedrich II, Graf von Hahn ( 1742 - 1805) was van zeer oude Mecklenburgse adel.
De familie bezat talrijke landgoederen in Holstein, Hessen en Mecklenburg en was daarmee een van de grote Duitse landeigenaren.
In 1779 erfde Friedrich van een neef het landgoed Remplin. Hij ging wonen op kasteel Remplin en liet in 1792/93 in het park van dit kasteel een eigen observatorium bouwen. Hij rustte dit uit met de beste instrumenten. Hiermee observeerde hij de zon, de planeten, sterren en sterrennevels en het maanoppervlak. Hij beschreef zijn observaties in een aantal publikaties.
Vanwege zijn betekenis voor de astronomie is er een maankrater naar gerenoveerde toren van hem genoemd. het Remplin observatorium En ook een Penstemon draagt dus zijn naam. Het is een van de meest winterharde Penstemons, met mooi smal blad en ranke, wijnrode bloemen vanaf juni tot in november. Calamagrostis X acutiflora ‘Karl Foerster’ (Struisriet). Calamagrostis X acutiflora is een in de natuur voorkomende kruising tussen het in Nederland zeer zeldzame Bosstruisriet (Calamagrostis arundinacea) en het zeer algemene Duinriet (Calamagrostis epigejos).
De variëteit ‘Karl Foerster’ is bijna manshoog en heeft een strakke rechtopgaande groei. Dit gras verkleurt lichtbruin in de herfst en blijft tot ver in de winter decoratief. Degene waarnaar het gras genoemd is, was de Duitse kweker en tuinfilosoof Karl Foerster (Berlijn 1874 – Potsdam 1970). Karl Foerster, 1967 Karl stamde uit een gegoede familie. Na zijn leertijd in de slottuin van Schwerin en aan de Koninklijke Tuinbouwopleiding in Potsdam startte hij in 1903 zijn eigen kwekerij van vaste planten op het ouderlijke grondbezit in Berlijn.
Deze kwekerij verhuisde in 1910 naar Bornim bij Potsdam. Hier stichtte hij zijn “Tuinenrijk”: de Karl Foerster-Garten, met onder meer een verdiepte tuin, een rotstuin, een herfsttuin en een voorjaarstuin. Rond Foerster verzamelde zich een groep tuinarchitecten en tuinontwerpers, de Foersterianen, waartoe ook schilders, Calamagrostis x acutiflora architecten en musici behoorden.
‘Karl Foerster’ Foerster was de eerste die grassen toepaste in gemengde borders. Hij pleitte voor een natuurlijke stijl van tuinieren, die hij “wildernistuinkunst” noemde. Karl Foerster was een pionier in het kweken van vaste planten. Op zijn kwekerij bij Potsdam kweekte hij honderden nieuwe variëteiten van onder andere Ridderspoor, Helenium,. Flox, Asters en grassen.
Aan zijn kweekproducten stelde hij hoge eisen. Ze moesten langlevend en winterhard zijn en bovendien hitte-, droogte- en ziektebestendig. Geen wonder dat veel van zijn planten nog steeds in onze tuinen te vinden zijn. Begonia grandis subsp. evansiana (Tuinbegonia). Begonia is een tropisch plantengeslacht. Mijn tuinbegonia is dus niet winterhard. Hij maakt in de herfst broedknolletjes in de bladoksels, die samen met de afstervende stengels op de grond terecht komen en het volgende seizoen voor nieuwe planten zorgen.
Het geslacht Begonia is genoemd naar Michel Bégon (1638 – 1710), een adellijke Fransman die hoge rangen bij de Franse zeemacht bekleedde en van 1682 tot 1685 gouverneur was van Saint Domingue. Deze kolonie, het huidige Haïti, was onderdeel van de Franse Antillen en lag in het westen van het eiland Hispaniola. Bégon was een verwoed plantenverzamelaar. Michel Bégon, door In opdracht van koning onbekende schilder, Lodewijk XIV maakte hij in 1689 Musée National de la een reis door de Franse Antillen Marine, Rochefort vergezeld door o.a. Charles Plumier (1646 – 1704), een Franse geestelijke en botanicus, die bovendien een bekwaam tekenaar was. Plumier werd een echte specialist op het gebied van de flora van de Antillen. Want door Lodewijk XIV als koninklijk botanicus benoemd, mocht hij nòg drie reizen in het Caraïbisch gebied maken.
Hij produceerde meer dan 4300 tekeningen van planten, die voor een deel verschenen in zijn botanische publicaties. Ook heeft hij een uitgebreid herbarium aangelegd dat helaas bij een schipbreuk verloren is gegaan. Charles Plumier was ook de eerste die plantengeslachten naar personen vernoemde:
Begonia naar Michel Bégon,
Fuchsia naar de Duitse botanicus en arts Leonhart Fuchs,
Lobelia naar de Vlaamse plantkundige en arts Mathias de Lobel en
Magnolia naar de Franse botanicus Pierre Magnol.
En dit zijn nog maar enkele van de vele voorbeelden. Charles Plumier, Gravure van J. Blanchouise Aster novae-angliae 'Andenken an Alma Pötschke' (Nieuw-Engelse Aster). Deze hoge herfstaster met opvallende roserode bloemen wordt tegenwoordig tot het plantengeslacht Symphyotrichum gerekend, maar ik houd het nog even op Aster. De naam novae-angliae verwijst naar New England, een gebied dat de zes noordoostelijke staten van de V.S. omvat: Maine, Vermont, New Hampshire, Massachusetts, Connecticut en Rhode Island. Aster novae-angliae komt niet alleen in dit gebied in het wild voor, maar in het gehele midden en oosten van de Verenigde Staten en Canada.
Rest ons nog te vermelden wie Alma Pötschke was. Zij was de moeder van Harry Pötschke. Deze richtte in 1912 in Kaarst nabij Düsseldorf een postorderbedrijf op voor zaden en later ook planten: “Gärtner Pötschke”. Het groeiende assortiment werd door Harry vastgelegd in een catalogus met bij elke plant een korte toelichting. Hieruit ontstond “Gärtner Gärtner Pötschke Pötschke’s Großes Gartenbuch”, het meest verkochte Duitstalige tuinboek ooit. In 1933 kwam zoon Werner in de zaak en in 1960 nam deze de leiding over.
Hij kwam met nieuwe ideeën. Zo bedacht hij als logo het baardige stripfiguurtje “Gärtner Pötschke” (dat verdacht veel lijkt op Werner zelf). Ook introduceerde hij een tuinkalender en presenteerde tot 1977 dagelijks tuintips op de radio. Het kweken van nieuwe variëteiten planten kreeg veel aandacht, zoals de aster die genoemd is naar zijn oma en de rozen “Opa Pötschke” en “Cornelia Pötschke”. Deze laatste roos is genoemd naar zijn dochter Cornelia, die de leiding over het bedrijf overnam van Werner. Vanaf 2019 is “Gärtner Pötschke” geen familiebedrijf meer, maar de naam en het logo bleven behouden.
Website: www.poetschke.de Werner Pötschke
Frans Overes ______________________________________________________wordt vervolgd
Gebruikte bronnen: • Google-zoekmachine • Wikipedia • Wikimedia Commons • Guy de Kinder: ABC van het Plantenlatijn. Betekenis van botanische namen. • Robin Hanbury-Tenison (redactie): De grote ontdekkingsreizigers. • Anne S. Troelstra: Tijgers op de Ararat. Natuurhistorische reisverhalen 1700 – 1950. • Alex Pankhurst: Planten van naam. • Hans Kramer: Het Hessenhof Handboek.