Spijkenisse-Hoogvliet

NAMEN VAN PLANTEN deel 4

Mijn zoektocht naar de oorsprong van namen van planten uit mijn tuin is nog lang niet ten einde.

De verhalen achter de persoon naar wie een plant genoemd is en de plaats op aarde waar de naam van de plant naar verwijst, blijven mij boeien. Die verhalen geven ons een kijkje in het leven van onderzoekers, botanici en plantenjagers. Arabis fernandi-coburgii (Rijstebrij of Randjesbloem) Deze rotsplant komt in het wild alleen voor in de Pirinbergketen in het zuidwesten van Bulgarije. Hier groeit hij tussen 2000 en 2800 meter hoogte op berghellingen binnen de grenzen van het nationaal park Pirin.

De soort werd in 1903 voor het eerst beschreven en vernoemd naar tsaar Ferdinand I, de toenmalige koning van Bulgarije. Deze Ferdinand, een telg uit de Duitse dynastie Saksen-Coburg en Gotha, was in 1861 in Wenen geboren. Behalve koning was hij ook plantkundige, schrijver en postzegelverzamelaar.

Hij stierf in 1948 in Gotha (in de toenmalige DDR). Ferdinand I In mijn tuin staat ook de bontbladige vorm van dit plantje: Arabis fernandicoburgii ‘Variegata’ Arabis fernandi-coburgii Piringebergte Geranium X oxonianum ‘Thurstonianum’ (Ooievaarsbek)

Geranium X oxonianum is een kruising tussen de veel aangeplante roze Geranium endressii en de minder gewone Geranium versicolor. De vorm ‘Thurstonianum’ is bijzonder door zijn zeer smalle kroonblaadjes. Edgar Thurston (1855-1935) werd in Kew (Londen) geboren, studeerde daar medicijnen en was tussen 1885 en 1908 hoofdinspecteur van het Madras Geranium X oxonianum ‘Thurstonianum’ Government Museum in Chennai, Brits India.

Hij heeft in die functie veel gepubliceerd over de volkenkunde, plantkunde en dierkunde van zuidelijk India. Thurston verzamelde grote aantallen planten- en diersoorten. Veel daarvan werden naar het British Museum in Londen gezonden.

Enkele soorten, vooral zeedieren, maar dus ook deze Geranium, werden naar hem genoemd. Edgar Thurston Uit het eeuwboek 1851-1951 Van het Madras Government Museum Iris germanica ‘Natchez Trace’ (Duitse Lis) De Nederlandse naam Duitse Lis is de letterlijke vertaling uit het Latijn.

De cultivarnaam ‘Natchez Trace’ was aanvankelijk een raadsel voor me. Hoe moest je die uitspreken en welke taal was het? Via internet kwam ik erachter dat de Natchez Trace een zeer oude handelsroute is in de Verenigde Staten tussen Nashville (Tennessee) en Natchez (Mississippi).

Je spreekt de naam dus op zijn Engels uit (hoewel ‘natchez’ een Indiaans woord is). De Natchez Trace Parkway is een toeristische route die ruwweg deze oude handelsweg volgt door moerassen en bossen. Het is een 710 km lange recreatieve weg die niet alleen mooi is om te rijden met de auto, maar ook met de fiets of te paard. Iris germanica ‘Natchez Trace’ Er loopt meer dan 100 km aan voetpaden langs de route, men kan er prima kamperen en er zijn volop bezienswaardigheden.

We kunnen er dus wel van uitgaan dat de Iris ‘Natchez Trace’ in de Verenigde Staten is gekweekt. Natchez Trace Echinacea purpurea ‘Lakota Orange’ (Rode Zonnehoed) Echinacea ofwel Rode Zonnehoed wordt in allerlei kleuren gekweekt – momenteel zijn de kleuren geel en oranje helemaal in.

Van oorsprong is het een plant van de Amerikaanse prairies. De naam ‘Lakota’ moeten we daar dus zoeken. Echinacea purpurea ‘Lakota Orange’ De Lakota zijn een van de drie belangrijke subculturen van de Sioux-indianen. Zij wonen tegenwoordig in de staten Noord- en Zuid-Dakota, Minnesota en Nebraska, voor een deel in reservaten. Ook in het aangrenzende deel van Canada wonen groepen Lakota-indianen. De Sioux woonden van oorsprong aan de bovenloop van de Missouri. Rond 1650 werden ze daar verdreven en trokken ze naar de Great Plains (de prairies). Circa 1800 kregen de Sioux de beschikking over paarden. Mogelijk ontstonden in die tijd de Lakota als aparte groep. Zij werden een prairievolk dat op bizons jaagde. Dit dier werd gebruikt voor onder andere voedsel, kleding en tipi’s.

In de negentiende eeuw kwamen de Lakota in conflict met de blanke kolonisten over de soevereiniteit over hun leefgebieden. De kolonisten, gesteund door het leger van de Verenigde Staten, vochten verscheidene oorlogen uit tegen de Lakota en hun bondgenoten. Hierin speelden de blanken vaak een kwalijke rol. Zij schonden onder meer verdragen die tussen de Verenigde Staten en de Lakota waren gesloten. Beroemde indiaanse leiders uit deze oorlogen waren onder meer Crazy Horse en Sitting Bull. Bekend is ook de massamoord in 1890 bij Wounded Knee, een dorp in South Dakota.

Een groep Lakota van zo’n 350 mannen, vrouwen en kinderen had zich onvoorwaardelijk aan de Amerikaanse soldaten overgegeven en hun vuurwapens neergelegd. Toen er echter bij een van de indianen nog een geweer werd ontdekt, Sitting Bull openden de soldaten het vuur.

In het ongelijke foto van D.F. Barry, 1885 gevecht dat volgde vonden ongeveer 300 Lakota en 25 Amerikaanse soldaten de dood. Erysimum ‘Bowles’ Mauve’ (Muurbloem of Steenraket), Carex stricta ‘Bowles’ Golden’ (Bowles’ Gouden Zegge) en Milium effusum ‘Aureum’ (Bowles’ Golden Grass ofwel Bosgierstgras)

Toen ik me erin ging verdiepen wie Bowles eigenlijk was, ontdekte ik dat er zeer veel planten naar hem vernoemd zijn. De drie bovenstaande soorten staan in mijn eigen tuin. Edward Augustus Bowles (1865 – 1954) was een bijzonder deskundige Engelse botanicus, tuinier en schrijver van tuinboeken. Hij behoorde tot een welvarende familie. Zijn hele leven woonde hij op Myddelton House, een landhuis bij Enfield. E.A. Bowles, foto van Geoff Stebbings, voormalig head gardener op Myddelton Tijdens zijn studietijd in Cambridge ontdekte hij in het nabijgelegen Wicken Fen te midden van een pol Stijve Zegge met gewone groene bladeren een paar scheuten met zuiver gele bladranden. Deze sneed hij met zijn zakmes uit en plantte ze in de tuin van zijn ouders bij Myddelton House. Dit werd de eerste plant met zijn naam.

Het tuinieren werd een steeds grotere liefhebberij voor Edward. Gelukkig gaf zijn vader hem de vrije hand in de tuin bij Myddelton House en binnen enkele jaren was de oninteressante Victoriaanse tuin veranderd in een spectaculaire liefhebberstuin.

Carex stricta ‘Bowles’ Golden’ Bowles leed aan hooikoorts en dit gaf hem een goed excuus om regelmatig naar de Alpen te reizen om met enkele vrienden op plantenjacht te gaan. Hij leerde zo steeds beter de rosplanten en hun groeiomstandigheden kennen. Op Myddelton legde hij een rotstuin aan met een enorm aantal verschillende alpenplanten.

Veel planten van Bowles werden beroemd door de kweker Amos Perry. Deze kreeg regelmatig planten van Myddelton en hij vernoemde een groot aantal planten die hij voor het eerst in de handel bracht, naar Bowles. De goudkleurige Milium effusum ‘Aureum’ kreeg Bowles van de botanische tuin van Birmingham. Edward Bowles ruilde zaden en stekken met bijna alle grote tuiniers van zijn tijd. Hij was ook erg vrijgevig. Misschien verklaart dit wel het feit dat er zoveel planten – vaak ten onrechte – naar hem vernoemd zijn.

Zo heeft hij de beroemdste plant die zijn naam draagt, Erysimum ‘Bowles’ Mauve’, vrijwel zeker nooit zelf gekweekt. In zijn boeken wordt deze muurbloem nergens genoemd. Na zijn overlijden heeft Frances Perry, de schoondochter van Amos, de muurbloem laten zien aan de voormalige tuinlieden van Myddelton House. Milium effusum ‘Aureum’ Zij hadden deze plant nooit eerder gezien. Bowles was actief lid van de Royal Horticultural Society - hij was bijna 30 jaar vicepresident - en kreeg de hoogste onderscheidingen.

Na zijn overlijden richtte de RHS een gedeelte van haar tuin te Wisley in ter ere van deze tuinier. In deze ‘Bowles’ Corner’ staan meer dan 150 planten die gekweekt werden op Myddelton en niet minder dan zeventien dragen zijn naam. Erysimum ‘Bowles’ Mauve’

Frans Overes.

wordt vervolgd

Gebruikte bronnen: · Google-zoekmachine · Wikipedia ·

Guy de Kinder: ABC van het Plantenlatijn. Betekenis van botanische namen. ·

Redactie: Robin Hanbury-Tenison: De grote ontdekkingsreizigers. ·

Anne S. Troelstra: Tijgers op de Ararat. Natuurhistorische reisverhalen 1700 – 1950. · Alex Pankhurst: Planten van naam